Tiggeljong, het verhaal van Yp, de steenfabrieksarbeider
Geplaatst: vrijdag 9 februari 2018 om 08:20 | Views: 7868
PEKELA - De historische roman 'Tiggeljong, het verhaal van Yp, de steenfabrieksarbeider' vertelt een indringend verhaal over sociale armoede, werk en huisvesting in de periode 1860-1890; over de armsten, degenen die werden uitgebuit, het steenfabrieksvolk. Yp, de Hogelandsters sprekende hoofdpersoon, wil zich hieraan ontworstelen. Het boek is gebaseerd op de werkelijk vertelde verhalen van vele mensen, over hoe hun voorouders leefden en werkten in die tijd.
Streektalen
Wat dit boek echt bijzonder maakt, is dat het werd geschreven in alle plaatselijke dialecten van de streken waar Yp heeft gewoond en gewerkt. Dit gebeurde in samenwerking met de omtaolers van de Nedersaksische plaatselijke dialecten: het Hoogelandsters, Drents, Veenkoloniaals, Sallands en Gelderse dialecten.
Het verhaal van Yp
Met enkel drie jaar lagere school staat Yp al op z’n dertiende op het land om “als een grote” zijn vader te helpen met klei spitten voor de steenfabriek. Uit pure noodzaak, om het grote, arme gezin draaiende te houden en van eten en brandstof te voorzien. En dat zes dagen in de week, veertien uur per dag!
Omdat hij vooruit wil in het leven en de armoede wil ontvluchten, breekt hij met zijn verleden in Onderdendam en werkt hij zich op bij de steenfabrieken van Strating in Oude Pekela, Boogerd in Noordscheschut, Hengforden in Olst en ‘t Hoendernest in Voorst. We volgen zijn levenspad van de Groninger klei tot op de Gelderse uiterwaarden aan de IJssel, tot aan zijn uiteindelijke terugkeer naar Onderdendam.
Alles wat deze periode kenmerkt komt in zijn verhaal tot leven: de hongerwinters, de stakingen, de crises, de armenhuizen en de mechanisatie, maar ook de liefde voor de turfschippersdochter, die door omstandigheden pas laat tot bloei komt.
Auteur Jan Bos kun je het beste omschrijven als ‘jonge laatbloeier in Hogelaandster toal’. Hij werd geïnspireerd door de verhalen over het caféleven van zijn ouders, grootouders, en overgrootouders. Vaak kwamen daar herinneringen boven aan noeste, bonkige kleigravers van de tiggelwerken. Bij herhaling kwam hij de eigen mechanisatie en aanpassingen aan de veranderende markten tegen, echter maar sporadisch iets over de sociale aspecten en woonomstandigheden van de arbeiders in het kleiland. Nieuwsgierig hoe het in vroeger tijden moest zijn geweest, is hij op zoek gegaan naar de verhalen van die oude noeste werkers; verhalen van hun ouders, grootouders en overgrootouders. Door zijn speurwerk in combinatie met genealogische gegevens ontstond langzaamaan de fictieve persoon ‘Yp’, de tiggeljongen die zich op wilde werken tot brander, of misschien wel meer.